Stralende ogen en een brede glimlach om zijn mond. Altijd in een broekoverall, een stuk touw als een riem om zijn middel gebonden. Een jager in hart en nieren. Dat is hoe Johanna Dijkstra zich haar in 2006 overleden opa Folkert van der Meer (geb. 1923), met wie ze een heel speciale band had, herinnert. “Ik was zijn oogappeltje.”
Een authentieke man
“Mijn opa was echt een authentieke man, die zijn eigen kop volledig volgde. Tegelijkertijd had hij een enorm groot hart en deed hij altijd alles voor anderen. Hij volgde altijd zijn eigen weg, was jager van beroep.” Johanna Dijkstra begint over haar in 2006 overleden opa (‘pake’ op z’n Fries) Folkert van der Meer. Vanwege zijn beroep een veel gezien, markant figuur in de regio rondom het Friese Eernewoude. “Hij ging bij iedereen langs en iedereen kende hem. Het was geen grote man, maar wel fors gebouwd met een vrolijke twinkeling in zijn ogen. Een echte knuffelbeer.”
Het ging hem niet om het jagen, het behoud van de natuur kwam altijd op de eerste plaats.
Beeldje
Wat deden opa en kleinkind dan zoal samen? “Heel veel. We gingen bijvoorbeeld samen op bezoek bij familie, of mensen in het dorp. Hij kwam overal over de vloer. Bij een bevriend stel waar hij altijd kwam maakte de vrouw een beeldje van hem. Ik kan me dat nog goed herinneren, denk dat ik een jaar of 10, 11 was. Mijn opa wilde het beeldje niet hebben, toen heeft die mevrouw mij dat beloofd. Uiteindelijk heb ik dit vorig jaar in mijn bezit gekregen. Dat was heel speciaal. En natuurlijk ging ik ook wel eens mee de natuur in. Dan gingen we samen de dieren voederen die op zijn erf los rondliepen en waar hij ook de verantwoordelijkheid over had. Ondertussen leerde hij me veel over de natuur. Er zijn tegenwoordig niet veel mensen die het doen, het beroep van jager wordt ook vaak met onbegrip of zelfs negatief benaderd. Maar hij was echt een natuurmens. Het ging hem niet om het jagen, het behoud van de natuur kwam altijd op de eerste plaats.”
De grootste lol
Het beroep van opa Folkert, en alles wat daarbij kwam kijken, was voor Johanna de normaalste zaak van de wereld. “Ik ging met hem mee de weilanden in, klemmen zetten of dieren voederen. Natuurlijk kwam hij ook met geschoten wild thuis, dat vond ik niet eng. Integendeel: als voor de kerst de kalkoenen geslacht werden stond ik er met mijn neus bovenop en hielp mijn opa, terwijl mijn jongere broertje dat maar niets vond. Met mijn grote ogen keek ik dan hoe mijn opa dat deed. Ondertussen hadden we samen de grootste lol. Het hoorde er gewoon bij.”
Markant voorkomen
Folkert was een graag geziene figuur in en rondom Eernewoude. Volgens Johanna is dat voor een groot deel toe te schrijven aan zijn warme persoonlijkheid, in combinatie met zijn markante voorkomen. “Een stevige man, met een karakteristieke kop. Hij liep altijd in een overall, oude laarzen aan en een touw om zijn middel. Natuurlijk kleedde hij zich voor een bruiloft wel netjes, maar ik zag hem weinig tot nooit in nette kleding. Ik herinner me een grappig verhaal: Hij reed altijd Mercedes en op een dag wilde hij een nieuwe auto gaan kopen. Bij de dealer zagen ze hem aankomen in zijn sjofele kloffie, waarop de verkoper hem het advies gaf om toch nog maar ‘eventjes te sparen’. Maar hoe hij erbij liep boeide hem niet. Hij volgde zijn eigen pad, maar stond daarbij wel altijd klaar voor anderen die hem nodig hadden.”
Johanna Dijkstra en haar opa Folkert (1923-2006)
Open hart
“En dat is misschien ook wel de meest waardevolle levensles die ik van hem heb meegekregen,” vervolgt Johanna haar verhaal. “Als je een open hart hebt, dan krijg je dat ook van anderen terug. Hij was erg geliefd, maar hij kon ook heel direct zijn in zijn uitspraken en daar kon niet iedereen even goed mee omgaan. Als iets hem niet zinde liet hij dat duidelijk merken. Hij ging nooit naar de kerk, maar op zijn uitvaart kwam zoveel volk af dat het uitvaartcentrum te klein was. Dus dan maar de hele kerk vol. Dat illustreert wel hoe hij in het leven stond. Een liefdevol, warm persoon die me geleerd heeft om altijd door te zetten. Daar ben ik hem heel dankbaar voor.”
Oogappeltje
Pas nadat opa Folkert in 2006 overleed, kwam Johanna er achter dat zij al die tijd het oogappeltje van hem was. “Ik had dat zelf nooit in de gaten, maar op de begrafenis en daarna wezen mensen me daarop. Ik dacht dat hij al die dingen die hij met mij ondernam ook met mijn neefjes en nichtjes deed. Op de begrafenis wezen mijn neefjes en nichtjes me erop dat ik de enige ben geweest waarmee hij zoveel heeft gedaan. Toen ik jong was besefte ik dat niet, maar achteraf gezien is het des te specialer.”